18 augustus 2015

Paul Hellmann

Paul Hellmann
© Fjodor Buis
In het autobiografische werk van Paul Hellmann spelen het onvoorspelbare en het onvoorstelbare een hoofdrol. Mijn grote verwachtingen neemt je mee naar zijn onderduikjaren tijdens de Tweede Wereldoorlog, Klein Kwaad naar zijn in kamp Sobibor vermoorde vader. Wanneer joodse overlevenden hun familiegeschiedenis vertellen stokt de adem in je keel. Dat is opnieuw zo in het recentste boek van deze oud-NRC-journalist: Irene, mijn grootmoeder. Er is haast geen ongrijpbaarder contrast mogelijk dan dat tussen de mondaine, gecultiveerde vrouw van het Weense fin de siècle en haar mensonterende reis in een goederenwagon met bestemming Auschwitz.


Bij de reconstructie van het leven van je grootmoeder heeft een hutkoffer die bij een antiquair stond, je op weg geholpen. Hoe kwam de inhoud ervan bij jou terecht?

In mijn eerste boek 'Mijn grote verwachtingen' staat uitvoerig beschreven hoe de hutkoffer bij ons terechtkwam. Hij stond op de zolder van een Haagse antiquair, die niet meer wist hoe hij daar was verzeild geraakt. In de jaren tachtig wilde men hem 'weg doen', maar een bekende van de antiquair (een oudere Haagse dame) zei dat ze nog wilde proberen of het mogelijk was een nazaat te vinden. Na vele naspeuringen kwam ze via-via bij mij terecht. Het gevolg daarvan was dat op een dag een expediteur de kist bij ons afleverde. Die mevrouw (inmiddels allang overleden) ben ik natuurlijk zeer dankbaar.

 
En waarom bleef het deksel, waaronder de familieschat zat, zo’n vijftien jaar dicht?

De inhoud van de kist bleek zo overweldigend door zijn chaos (een berg ongeordende papieren, brieven, foto's en documenten) dat ik de moed niet had me erin te verdiepen. Daar kwam bij dat me simpelweg de tijd ontbrak: ik had een baan als journalist bij NRC Handelsblad en was vader van twee opgroeiende kinderen. Pas nadat ik jaren later was gepensioneerd, ben ik me gaan bezighouden met de inhoud.

Paleis Schönbrunn in Wenen
© Scriptor
Als de nazi’s Wenen innemen, wordt het leven van Irene zo goed als onmogelijk gemaakt. Schoondochter Annemarie, een hoogblonde vrouw zonder joods bloed, lijkt zo nu en dan iets uit de brand te slepen voor je oma en haar familie. Heb je er zicht op wat ze heeft kunnen doen?

Annemarie heeft eraan meegeholpen dat mijn grootvader door de nazi's werd vrijgelaten, maar verder kon zij natuurlijk weinig doen - al was het maar omdat zij al snel, net als haar man en dochter, het land verliet. Maar zij was van begin af aan een belangrijke morele steun.


De kinderen van Irene konden vluchten naar Londen en Rotterdam. Andere joodse inwoners werden in die tijd naar Dachau gestuurd. Waar zat het verschil in?

Irene's kinderen waren al voor de komst van de nazi's naar Londen en Rotterdam vertrokken, in die zin was van een vlucht geen sprake. Haar derde kind Ernst vluchtte wel, via Engeland naar Australië. Inderdaad werden vele joodse Oostenrijkers naar Dachau gestuurd, maar het wonderlijke feit doet zich voor dat juist velen in Irene's kring kans zagen op tijd een veilig heenkomen te zoeken in bijvoorbeeld Engeland en de Verenigde Staten - iets waartoe Irene en haar zoon Bernhard (mijn vader) geen mogelijkheden zagen.

 
Ergens schrijf je: ‘Het stoort me dat ik nu en dan wrevel voel over de besluiteloosheid van destijds, over de tijd die verloren ging met het maken van vage plannen.’ Wat hadden Irene en haar kinderen beter kunnen doen?

Die wrevel voelde ik nu en dan doordat ik van een afstand zie dat vooral mijn vader, anders dan zijn daadkrachtiger broer, de zaak te lang op zijn beloop liet en pas laat de gevaren onderkende. Tegen die tijd was het bijna ondoenlijk nog een uitweg te vinden. Maar dat is natuurlijk gepraat achteraf, vanuit een veilige positie. Het is zeer de vraag of ik het beter had gedaan - waarschijnlijk niet.

 
Onder meer omdat de familie zich tot het protestantisme bekeerd had en omging met mensen die anti-joodse sentimenten hadden, concludeer je voorzichtig dat de Hellmanns zichzelf wellicht niet meer als joods zagen. Daarnaast valt het op dat in de stambomen die bij het boek gevoegd zijn, geen joodse voornamen te zien zijn. Zou het kunnen dat net hun assimilatiegedrag hen extra kwetsbaar maakte?

Nee, ik denk niet dat hun assimilatiegedrag hen extra kwetsbaar maakte. Maar het is denkbaar dat zij, omdat ze zichzelf niet meer zagen als joods, koesterden in een vals gevoel van veiligheid. Tenslotte was voor de nazi's iedereen van joodse komaf ongewenst, al konden sommigen (althans in Nederland, maar misschien ook elders) soms uitstel krijgen van deportatie als zij christelijk waren gedoopt.

Het Belvédère in Wenen
© Scriptor
Een opmerkelijke passage gaat over Irene’s broer Josef die zich discriminerend uitlaat over de Oostjoden. Ik veronderstel dat de aanzienlijke aangroei van de Weens-joodse gemeenschap (tussen 1860 en 1880) te maken had met uit Rusland gevluchte joden die het in dat land altijd zwaar te verduren hadden. Maar hoe moet je de houding van Josef duiden?

Velen in joodse en niet-joodse kringen in Wenen waren beducht voor de toevloed van joodse immigranten uit het oosten, zoals velen dat nu hier zijn voor asielzoekers. Mensen als Josef Redlich, Karl Kraus¹ en anderen ergerden zich bovendien, zoals ik in mijn boek schrijf, aan de invloed van de in die tijd ontstane intellectuele elite met haar naar hun idee 'pseudoliberale gebazel'. Josef had in die periode conservatieve politieke opvattingen, waar hij na de Eerste Wereldoorlog deels van terugkwam.


Als Irene in Nederland op het einde van de oorlog wacht, heeft ze het vaak over geduld uitoefenen. Denk je dat ze geïnformeerd was over de ontwikkelingen aan het front en dat ze hoop had op een overwinning van de geallieerden?

Ik heb er geen idee van of Irene tijdens de bezetting iets wist over het verloop van de oorlog, maar ze zal zonder twijfel hebben gehoopt op een geallieerde overwinning.

 
Aan de hand van brieven, een dagboek en foto’s ontstaat er een heel behoorlijk beeld van de oma die je maar vluchtig gekend hebt in je kinderjaren. Als je nu aan haar terugdenkt, welke vrouw zie je dan?

Ik zie haar nu als een overgevoelige en daardoor kwetsbare vrouw die alles verloren had, maar zich desondanks in haar eenzaamheid staande probeerde te houden.

Café Central, het beroemdste koffiehuis van Wenen
© Scriptor
Wat betekent de stad Wenen voor jou? Kun je ook genieten van haar charmes, bijvoorbeeld die van de historische Kaffeehäuser waar de geest van Irene’s fin de siècle nog rondwaart?

Nadat ik lange tijd verre van Wenen bleef, ben ik de laatste jaren onder bekoring geraakt van deze stad, waar de sfeer van Irene's tijd op veel plaatsen nog voelbaar is. Maar de pijn over alles wat is gebeurd, heeft de overhand.
 

¹Karl Kraus (1874-1936): Oostenrijks journalist en satiricus.

Lees hier de recensie van Irene, mijn grootmoeder

Geen opmerkingen:

Een reactie posten