19 maart 2015

Hylke Speerstra

© Merlijn Domernik
Elk verleden heeft zijn donkere bladzijden. Die worden geschreven door beleidsverantwoordelijken én doorsnee burgers. Schaamte, schuldgevoel en een gebrek aan morele moed zorgen ervoor dat ze decennialang uit het licht worden gehouden. Dat gebeurde ook met het verhaal van de Indiëgangers, jonge mannen die op aansturen van de politieke, militaire en religieuze autoriteiten, tussen ’45 en ’50, een guerilla-oorlog uitvochten op Java en Sumatra.
 
Samen met journalist-historicus Hylke Speerstra keken de hoogbejaarde veteranen in de spiegel. Op klompen door de dessa is een verzameling kloeke getuigenissen die voorgoed het taboe doorbreekt. Uit brieven en vragenuurtjes blijkt dat ook de publieke opinie is wakker geschud. Of de overheid nu het lef heeft om zich in het debat te mengen, is de vraag! 
 
 
‘Als ik een verantwoordelijke oude kolonel uit die tijd had geïnterviewd,
zou ik hem hebben geknipt en geschoren.’
 
Jij hebt met dit boek een stem gegeven aan deze oud-militairen. Bij hun terugkeer en nog lang daarna werd er vooral veel gezwegen: in de familie, in het dorp, door de overheid, de pers… uit stugheid of uit schaamte. Maar toch, hoe komt het dat in een debatmaatschappij als de Nederlandse deze mannen nooit aan het woord zijn gekomen? 

Bedenk wel dat de waarheid van 2015 het daglicht van pakweg 1975 nog niet kon verdragen. De propagandaleugens over oorlogen worden maar langzaam door de waarheid achterhaald. Het zou inderdaad best kunnen zijn dat er decennia lang sprake is geweest van een soort collectieve schaamte. De jongens in Indië hadden een heel andere oorlog meegemaakt dan het thuisfront was wijsgemaakt. Overigens werd het idee dat het ‘ons Indië’ moest blijven in het hopeloos verzuilde Nederland van vlak na de oorlog breed gedragen. Over collectieve denkfouten praat het niet makkelijk.  

Inmiddels hebben ‘onze jongens’ die het vuile werk moesten opknappen, de leeftijd bereikt om de eindbalans op te maken. Volgens psycholoog Douwe Draaisma komen in de laatste levensfase de herinneringen het scherpst naar voren uit de tijd waarin ze volwassen werden. Als er dan een wat oudere schrijver komt die de levenssfeer van toen zelf nog heeft geproefd, kan het zomaar gebeuren dat er in de herinnering een venster open schuift. De tijd van vragen en antwoorden is aangebroken, dat merk ik ook aan de vele reacties van lezers van mijn boek. 
 
Eénzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Soekarno ('45)
Eén van de hete hangijzers uit Op klompen door de dessa is de Nederlandse razzia in Rawagede. Over het aantal slachtoffers in dat dorp verschillen de meningen. Iemand die dicht bij de situatie stond is Fokke Dijkstra (88). Hij vindt dat er fors gesjoemeld is met de cijfers ten nadele van de Nederlandse soldaten. Hoe geloofwaardig vind je hem? 

Dijkstra heeft moeite de waarheid onder ogen te zien. Het hele drama Rawagede is in de loop der jaren voor de goede man een obsessie geworden. Ik droeg feiten aan waarmee zijn mening kon worden weerlegd, maar pas aan het eind van ons laatste gesprek kwam hij met een verweer. Het was van een aangrijpende eenvoud: Hij geloofde in het goede van de mens. ‘Ik was, toen het gebeurde, niet in die kampong, maar ik heb de jongens die er wel waren goed in de ogen gekeken. Het waren zulke gewone, goeie jongens, die kunnen zoiets ergs nooit gedaan hebben.’ Ik dacht meteen: Hier laat ik het bij. Als ik een verantwoordelijke oude kolonel uit die tijd had geïnterviewd, zou ik hem hebben geknipt en geschoren. 

 
Een vraag die zich inderdaad na het lezen van de getuigenissen opdringt, is wie er verantwoordelijk is voor de wandaden die bij deze militaire interventie horen. Hoe kijk je daar tegen aan?  

Verantwoordelijk zijn niet in de eerste plaats de naar schatting 100 duizend dienstplichtige jongens die patrouille liepen en ongewild een guerilla moesten uitvechten. Het was ‘dienstbevel opvolgen’ of voor de Krijgsraad. Kom er maar eens voor te staan. De hoofdschuldigen achter de wandaden moet je zoeken in de hogere echelons van de krijgsmacht en in de politiek en het bestuur van toen. Daar had men beter moeten weten. Al in 1947 maakten gerenommeerde militaire strategen aannemelijk dat het slecht zou aflopen. Het stemt tot cynisme dat al die hoog geplaatste heren minder last van napijn hebben gehad dankzij zij die het vuile werk moesten opknappen. 
 
Kerkhof van Palembang, Zuid-Sumatra
© W.F.J. Pielage
Vind je trouwens dat je getuigen hun ervaringen en zichzelf recht in de ogen hebben durven kijken?  

Ik denk dat de tijd en het geweten hen hebben aangespoord dat te doen! Niet voor niets heeft het gros van mijn vertellers zo lang gezwegen. Bij hen is in veel gevallen decennia lang sprake geweest van uiterlijke stilte en innerlijk tumult. Er zit een duidelijke constante in de stroom van reacties van lezers; zo schreef een weduwe dat haar man haar pas op zijn tachtigste durfde te vertellen dat hij wel vijftien jonge mensen had moeten doodschieten. ‘Ik heb voor de duizendste keer voor de spiegel gestaan’, zo was hij begonnen, ‘maar nu kan en wil ik er niet langer overheen leven.’ 
  

Terug in Nederland voelden de Indiëgangers zich in de steek gelaten door de politiek, bijvoorbeeld, als het over banen of uitkeringen ging. Is die kritiek terecht, gezien de povere economische situatie in de jaren van de wederopbouw? 
 
Ze voelden zich besodemieterd en dat kan ik begrijpen. Hun was door overheid, leger en in veel gevallen zelfs de kerk ingepeperd dat ze hun leven in de weegschaal moesten leggen voor God, koningin en vaderland, maar waar was, terug in het vaderland, die Drie-eenheid? Ze kregen in Rotterdam als dank een appel mee voor onderweg. Thuis moesten ze zelf uitzoeken hoe ze weer aansluiting konden krijgen bij de generatie waartoe ze hoorden.  

Goed, na jaren was er een herinneringskruisje, maar dat moesten ze wel zelf aanvragen. Het waren veelal jongens met een hoge pijngrens. Hard werken hadden ze hoog in het vaandel staan. Werken als remedie om overeind te blijven. De veteranenziekte posttraumatische stresstoornis PTTS moest nog worden uitgevonden.   
 
Cover van de Friese versie:
Wie is David en wie is Goliath?
Bleef je tijdens je journalistieke zoektocht soms op je honger zitten? Zijn er lacunes in het beeld dat je hebt willen creëren? Miste je getuigen die hun licht konden laten schijnen over een bepaalde situatie?   

Toen ik er een flink aantal had gesproken, waaronder een principiële dienstweigeraar, een deserteur, een marinier die als vermist was opgegeven en een jongen die vanuit Soerabaja rechtstreeks naar Nieuw-Zeeland emigreerde, was er toch een goede oogst. De verhalen had ik in een bredere historische context kunnen plaatsen, maar in dit boek wilde ik een vergeten groep een stem geven die boven alles uit zou klinken. Voor historici blijft er genoeg werk over. Sterker, zij moeten opschieten, want de bronnen lopen op hun laatste benen. Trouwens, waar blijft bij dit onderwerp de samenwerking met historici in het Indonesië van vandaag?  


In de veronderstelling dat je vooraf heel wat research hebt gedaan… Werd je nog verrast tijdens de gesprekken en, zo ja, waardoor? En wat blijft er bij jou hangen na deze confrontatie? 

Tijdens menig vraaggesprek maar ook tijdens signeersessies en lezingen word ik steeds weer getroffen door de grote invloed die ‘Indië´ heeft gehad op de gezinnen van de veteranen. Altijd weer die zwijgende vader. En kinderen die vader van de weeromstuit dan maar geen vragen stellen. En steeds ook weer de moeder die zich voor dezelfde zware taak zag gesteld als haar man toen die in Indië rust, orde en veiligheid moest brengen… 

Viering Indonesische onafhankelijkheid
De onafhankelijkheidsstrijd werd misbruikt door rondzwervende bendes, criminelen die in een machtsvacuüm sprongen en de locale bewoners terroriseerden. Doet dit fenomeen je ook aan de internationale actualiteit denken? 

Er zijn vergelijkingen te trekken, maar dan tot op zekere hoogte. Overal waar een machtsvacuüm ontstaat, wordt een machtsstrijd uitgevochten. Maar kijken we terug op het dekolonisatieproces dat zich in de vorige eeuw voltrok, dan is het met de onrust, wanorde en het geweld in het Midden-Oosten en op het Afrikaanse continent nog slechter gesteld; althans voor mij veel ondoorgrondelijker.  

Al ver voor de Tweede Wereldoorlog was in Oost-Indië sprake van een nationalistische beweging. Na ruim drie eeuwen koloniaal bewind en de aftocht van de wrede Japanse bezetter, lag het kleine koninkrijkje aan de andere kant van de wereld even op zijn gat. Voor de Indonesiërs was het nu of nooit. Tijdens het vacuüm, de Bersiap-periode, zijn inderdaad meer dan 100 duizend burgers om het leven gekomen.  

 
Je vindt dat deze oud-militairen moeten worden uitgenodigd voor de herdenking van 70 jaar bevrijd Nederland op 5 mei. Waarom is dat tot nu toe niet gebeurd?

In de stem van de Indië-veteranen klinkt door dat ze zich tijdens de meiherdenkingen vaak heel eenzaam voelen. Ze staan daar en hebben alleen maar meegewerkt aan een zwarte bladzijde in onze geschiedenis. ‘Geef ze bij de herdenkingen een plaats’, schreef ik in NRC-handelsblad. Van de kant van het NIOD (Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies) reageerde men nogal afwijzend op mijn suggestie. Zo zie je maar weer hoe gevoelig ‘Indie’ na 65 jaar nog altijd ligt. 

Augustus '15 verschijnt een nieuwe uitgave van 'Oerpolder',
de ontstaansgeschiedenis van het Friese platteland
Hoe wordt er gereageerd nu Op klompen door de dessa het zwijgen doorbroken heeft? 

Vaak heel emotioneel maar in vrijwel alle gevallen ook zeer positief. Het was erger dan velen hebben gedacht. Veel reacties in de zin van: ‘Nu snap ik eindelijk wat ons vader daar moet hebben meegemaakt.’ Inmiddels lijkt Friesland, waar het boek al eerder in het Fries verscheen, in de ban geraakt van de Indië-veteranen. Op klompen door de dessa was de inspiratiebron voor dramaturg Bouke Oldenhof om het teaterstuk Feteranen te schrijven. Jos Thie regiseerde het stuk, dat op 21 maart in première ging. Laaiend enthousiaste recensies, van de 42 geplande voorstellingen zijn er al 30 volgeboekt!
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten