© Yanay Yechiel |
Hoewel Dror Mishani zijn klassieken kent en waardeert, drukt hij een eigenzinnige stempel op het genre. Grensverleggend zijn, is zijn ambitie. Avraham Avraham (hij heet echt zo), zijn speurder, is een filosoof die op het eerste gezicht niet geschikt lijkt voor de baan en wel eens over een aanwijzing heen kijkt. En in De verdwenen zoon, Mishani’s debuut, zit een workshop literatuur en de wanhoop van een aspirant-auteur op zoek naar een onderwerp.
Maar dit gesprek gaat natuurlijk ook over schrijver
zijn in Israël. Dat is een andere biotoop dan een plek aan de Zweedse
scherenkust.
‘Avi is niet op zoek naar schuld
maar naar verloren sporen van onschuld in de wereld.’
Een Israëlische misdaadauteur is een verrassende
nieuwigheid voor het lezerspubliek in de Lage Landen. Wat is de voedingsbodem
van je schrijverschap? En aan welke schrijftraditie voel je je verwant?
Als lezer groeide ik op
met twee verschillende literaire tradities, die elkaar zelden ontmoeten:
hedendaagse Hebreeuwse literatuur en misdaadfictie. Met ‘zelden ontmoeten’
bedoel ik niet alleen dat er bijna geen thrillers in het Hebreeuws waren –
vertaalde en van eigen bodem – maar ook dat de moderne Hebreeuwse literatuur de
misdaadromans openlijk verwierp.
Als schrijver voel ik me
verwant met beide genres. Bovendien ervaar ik een sterke aandrang om ze samen
te brengen.
Ik heb een erg
persoonlijke band met Hebreeuwse schrijvers en wordt onder meer geïnspireerd
door Brenner,
Yehoshua Kenaz of Avraham B. Yehoshua. Tegelijkertijd voel ik me een
soort ‘stiefzoon’ van deze nationale fictietraditie. Dat komt omdat ik evenzeer
de invloed ondergaan heb van internationale, vooral Europese, misdaadauteurs: Simenon, Sjöwall & Wahlöö, Fred Vargas, Henning Mankell, Andrea Camilleri enz.
Ik heb de indruk dat je belangstelling hebt voor de
begintijd van het misdaadgenre: Agatha Christie, Sjöwall & Wahlöö… Klopt dat? En wie valt je op bij de
nieuwste auteurs?
Misdaadfictie is een vrij recent literair genre waarmee heel wat auteurs
in de eerste helft van de 20ste eeuw experimenteerden. Ik hou van schrijvers
die zich op de traditie baseren maar ze op de één of andere manier willen
veranderen, iets doen wat niet eerder gedaan werd, nadenken over het detective-aspect
in hun romans.
Het is dus waar dat ik van Christie houd en dat ik een grote fan ben van
de Martin Beck-reeks… en dat ik denk dat er op dit moment niet voldoende geëxperimenteerd
wordt in het genre. Dat neemt niet weg dat ik graag hedendaagse misdaadauteurs
lees, mensen als Mankell, Karin Fossum, P.D. James, Fred Vargas, Petros Markaris,
Indridason en anderen.
Israëlische cover van 'De verdwenen zoon' |
Ik was uitgever van
Israëlische fictie en vertaalde misdaad (dat ben ik nu niet meer), vertaler
(enkel van twee boeken van Roland
Barthes, één van mijn favoriete auteurs) en ook literair criticus and literatuur-wetenschapper.
Nadenken over literatuur en literair schrijven vanuit al deze verschillende
invalshoeken, ervaring opdoen in alle geledingen van het boekbedrijf, bereidde
mij wellicht voor op mijn schrijversleven.
Daarnaast was het
vaderschap een nog betere voorbereiding op het schrijven. Door mijn kinderen
ben ik me opnieuw bewust geworden van mijn behoefte om een verhaal te
vertellen, mijn verhaal, niet enkel na te denken over andermans verhalen of die
te vertellen. Ik leerde bovendien dat ik erg geniet van het creëren van mooie
leugens, voor hen en voor mezelf. Die liggen, tenslotte, aan de basis van
literatuur. Het vaderschap als voorbereiding op het schrijven zou ook nog te
maken kunnen hebben met het idee van een mogelijk verlies dat hoort bij de
liefde voor je kinderen en dat ook een plek heeft in de kern van misdaadfictie.
Toch wil ik alles wat ik
hiervoor gedaan heb niet zien als ‘voorbereiding op een roman’ (Barthes had een
seminarie met deze titel) want al die zaken waren belangrijk op zich. Zo was
het vertalen van Barthes wellicht één van de belangrijkste ervaringen van mijn
leven en ik ben er erg trots op dat ik als uitgever de Martin Beck-reeks naar Israël
bracht.
Daarnaast ben je verbonden aan de universtiteit van
Tel Aviv. Daar geef je les in de geschiedenis van de misdaadroman. Welke
invalshoeken draag je aan? En waarom kiezen studenten voor dit soort lessen?
In mijn cursus over de geschiedenis van de misdaadfictie behandel vragen als: ‘Waarom
verscheen het genre op dat moment en die plaats op het toneel? Wat kenmerkt het
genre?’ Met dat laatste bedoel ik: ‘Op welke manier was het, toen het
verscheen, een nieuwe vorm van schrijven en lezen? En waarom was deze vorm zo
cruciaal voor de Westerse cultuur, bijzonder genoeg om de meest populaire
vertelvorm van de laatste eeuw te zijn?’
Ik veronderstel dat
studenten naar de les komen om een antwoord te vinden op deze vragen… maar dat
heb ik niet.
Op Chanoeka, het feest van het licht, worden donuts gegeten © tumblr |
Van noordelijke, koude en donkere landen weten we
dat er veel gelezen wordt. Hoe zit dat in Israël? En denk je dat mensen in een
omgeving met veiligheidsproblemen fictieverhalen nodig hebben als geestelijke
ontsnappingsroute?
Zoals ik al zei,
misdaadfictie was, tot voor enkele jaren, niet erg populair in Israël (en is
zelfs nu niet zo populair als in Europa). Ik ken de theorie dat wij geen
thrillers lezen omdat wij al genoeg bloed in de nieuwsberichten zien maar ik
daarover heb ik zo mijn twijfels. Ondanks de unieke politieke situatie, lijkt
het leven in een grote Israëlische stad op dat in andere grootsteden. Je vindt
er dezelfde thema’s zoals persoonlijke veiligheid, sociale controle,
vervreemding, klassenverschillen, armoede, migratie… Het klopt dat wij niet
vaak geschreven hebben over deze onderwerpen maar misschien wordt het tijd dat
wij dat doen. En misdaadfictie heeft door de jaren heen bewezen één van de
meest geschikte vormen te zijn om over deze aspecten van het hedendaagse leven
te schrijven.
In hoeverre weegt de permanente spanning en
dreiging in de regio op je gemoedsrust en concentratie? Zou je, bijvoorbeeld,
soms een ‘writer in residence’ willen zijn?
De situatie in Israël
heeft invloed op het schrijven, misschien nog meer wanneer je realistische
misdaadromans schrijft. De vraag ‘Wat is misdaad?’ – en ‘Wat is een belangrijk
misdrijf?’ – is een politieke vraag. Toen ik De verdwenen zoon schreef wist ik dat ik aan het schrijven was over
een misdrijf (of een mogelijk misdrijf) dat veel Israëliërs niet als erg
belangrijk zouden ervaren (omdat het om de verdwijning van een 16-jarige gaat
en niet om een terroristische aanslag, bijvoorbeeld).
Toch zijn er ook
prozaïscher schrijfproblemen in Israël. Zo schreef ik A possibility of violence, de tweede roman in de Avraham-reeks,
onder de constante bedreiging van een oorlog met Iran (wij dreigden met een
aanval, zij dreigden op hun beurt). Daarover maakte ik mij zorgen om diverse
redenen, ook redenen die met het schrijverschap te maken hadden. ‘Wat als ik de
roman afmaak maar op het moment van publicatie er een oorlog uitbreekt en het
boek meteen passé is?’
Nu ik erover nadenk... De verdwenen zoon heb ik in Engeland geschreven waar ik enkele jaren met mijn familie
gewoond heb. Ik heb ook een lange, belangrijke periode in Parijs gewoond en
mijn vrouw is Poolse. Wij brengen de zomers in Warschau door. Ik heb dus
behoefte aan dit soort weg-van-huis-periodes. Ik denk dat ze belangrijk waren
in de ontwikkeling van een droom over een nieuwe Hebreeuwse detective, een
droom die ik misschien niet had durven dromen als ik enkel de Israëlische kijk
op het genre gehad had. Met ‘nieuw’ bedoel ik ‘vormvernieuwend’ en ‘als
uitbreiding van het beperkte Hebreeuwse aanbod’.
Historische stad Koper, een element in 'De verdwenen zoon' © Ernest B. |
Je zegt wel eens dat je literaire misdaadromans wil
schrijven, met de nadruk op literair. Aan welke eisen moet dat genre volgens
jou voldoen?
Het is moeilijk –
misschien zelfs onmogelijk – om te bepalen wat van een roman een groot kunstwerk
maakt en het is even moeilijk om te zeggen wat van een misdaadboek echt goede
literatuur maakt. De criteria zouden wellicht allemaal vaag zijn en erg
persoonlijk maar laat ik er toch een paar naar voren schuiven: het zou de
lezers moeten aanzetten om te geven om al de personages (niet noodzakelijk van
ze te houden), ook de criminelen (zoals Simenon doet); het moet aandacht hebben
voor de absolute tragiek van de beschreven menselijke situatie (zoals Karin
Fossum vaak doet) en niet enkel ‘doden tellen’; het moet in een eerlijk proza
geschreven zijn (zoals Mankell doet), geen loopje nemen met de stijl; het moet,
in hoofdzaak, oog hebben voor het verhaal en de karakters maar ook ruimte maken
voor gedachten over het genre of de maatschappij of de taal. Er moet ook uit
blijken dat het schrijven over misdaad bovenal gaat over pijn en verlies.
Met Avi Abraham zet je geen doorsnee rechercheur
neer. Het lijkt alsof hij om het
kwaad heen wil lopen. En hij is minstens evenveel filosoof als man van de
daad. Welk type politieman heb
jij voor ogen?
Toen ik aan De verdwenen zoon begon te schrijven, wist ik niet waar het plot me
precies naartoe zou brengen maar één ding wist ik wel: ik wilde een rechercheur
neerzetten die niet de hele wereld verdenkt zoals de meeste speurders doen
(Poirot!), die niet iedereen als een krimineel beschouwt. Ik wilde een
detective voor wie, toch bij het begin van het boek, de wereld voor het
grootste deel onschuldig is.
Dit had, natuurlijk, gevolgen. Avi
vergist zich wel eens en merkt soms aanwijzingen niet op. Maar, buiten het
oplossen van een zaak, doet Avi erg belangrijke dingen, toch dingen die
belangrijk zijn voor mij. Hij is niet op zoek naar schuld maar naar verloren
sporen van onschuld in de wereld. En zelfs als hij die, tot nu toe, niet
gevonden heeft, dan vindt hij die zeker in zijn volgende onderzoeken.
Dror Mishani's tweede boek in de Avraham-reeks. Engelse titel: A possibility of Violence |
Ik ben geboren in Cholon in 1975 en daar opgegroeid
tot mijn 18de. Ik keer er nog vaak terug omdat mijn familie er woont. Wat
invloeden betreft, kan ik alleen maar zeggen de Cholon mij vormde zoals onze
thuisbasis dat altijd doet. Cholon was nooit het centrum van Israël, zeker niet
in symbolische zin (zoals Tel Aviv, Jeruzalem en de Kibboets-gemeenschappen dat
waren en nog zijn), en dus leerde ik daar te kijken naar Israël en de
Israëliërs vanaf de kantlijn, aandacht te schenken aan dingen en mensen die
niet als belangrijk werden beschouwd (vanuit een nationaal standpunt).
Eén van de doelstellingen van De
verdwenen zoon was dat ik ook wilde
schrijven over mensen die, normaal gezien, ontbreken in de Israëlische
literatuur.
In De
verdwenen zoon komt een wanhopige aspirant-schrijver voor. Was jij ook bang
dat je debuut er nooit zou komen?
Dat spreekt vanzelf. Zelfs, nu, na het afronden van de tweede roman in deze reeks, ben ik bang dat ik niet in staat zal zijn om een derde te schrijven. Ik weet niet of dit het geval is bij alle auteurs maar ik denk dat de angst voor het in rook opgaan van het boek, op gelijk welk moment, onlosmakelijk verbonden is met dat bizarre, wonderlijke gebeuren van ontwaken in de ochtend en literatuur schrijven.
Lees hier de recencie van De verdwenen zoon
Geen opmerkingen:
Een reactie posten