10 juni 2013

Jolien Janzing

© Dieter Bacquaert
 
Een boek dat ontstaat als een film in je hoofd, daarna in woorden wordt omgezet en binnenkort (wellicht) opnieuw in een beeldtaal wordt gegoten… Zo ziet de creatieve weg eruit die De meester van Jolien Janzing heeft afgelegd.

Wie wil kennis maken met de rauwe werkelijkheid én de kwaliteitsvolle onthaasting van de 19de eeuw heeft aan deze auteur een uitstekende gids. Met dit neo-Victoriaanse verhaal kijkt ze net iets dieper in de tijdgeest dan de schrijvers van toen durfden en mochten.  


‘Ik gebruikte al mijn zintuigen
om weer te kunnen geven wat ik in gedachten zag.’

Over jou wordt gezegd dat je een kenner bent van de 19de eeuwse Britse literatuur. Wat moeten we ons daar concreet bij voorstellen?

Toen ik een jong meisje was, twaalf, dertien jaar, heb ik de roman ‘Jane Eyre’ uit de boekenkast van mijn ouders gehaald. Ik heb het in een paar dagen tijd uitgelezen. Wat een verhaal! Daarna volgde ‘Woeste Hoogten’, dat ik toen nog wat moeilijk vond, en vervolgens ben ik overgestapt naar de boeken van Charles Dickens. Die waren zo heerlijk meeslepend, ik kon er mezelf echt in verliezen. Ik had de smaak te pakken en las alles wat ik maar uit die periode in de Engelse literatuur te pakken kon krijgen. Byron, Shelley, Jane Austen ook. Als journalist kon ik later in hun voetsporen reizen. Ik bracht reportages over Jane Austen en Bath, Dickens en Engeland, Shelley en Byron in Pisa.
 

Hoe bereid je je voor als je een boek wil schrijven dat in het Brussel van diezelfde eeuw speelt?

Eerst en vooral: alles lezen wat er toen geschreven is en wat er nu over toen geschreven is. In mijn werkkamer ligt een grote stadskaart van Brussel uit het jaar 1835 op tafel en die heb ik voortdurend geconsulteerd. Daarbij heb ik veel hulp gekregen; in mijn eentje had ik het echt niet kunnen klaren. Achteraan in ‘De Meester’, in mijn dankwoord, staan alle mensen die me geholpen hebben om die periode tot leven te brengen. 
De Grote Markt in Brussel
waar de carnavalsscène uit 'De meester' speelt
© PMRMaeyaert

Waar lag voor jou de aantrekkingskracht om dit boek te schrijven? En wat zegt dat over het soort literatuur dat je wil creëren?

Het was een soort thuiskomen. Ik voel me goed in dit genre. Hoewel ik drie jaar aan ‘De Meester’ heb gewerkt, ging het ook heel vlot. De beelden zaten in mijn hoofd, als een film, en ik had het gevoel dat ik het verhaal enkel neer hoefde te pennen. Ik gebruikte al mijn zintuigen om weer te kunnen geven wat ik in gedachten zag. Het is een neo-Victoriaanse roman, waarin wel plaats is voor seks, en hij wordt door verschillende lezers vergeleken met ‘Lelieblank, Scharlakenrood’ van Michel Faber.

 
Je hebt beide Brontë-zussen een persoonlijkheid moeten geven in je roman. Moest hun psyche volgens jou werkelijkheidsgetrouw zijn? En zo ja, op welke bronnen heb je je kunnen beroepen?

Ja, dat vond ik erg belangrijk. Voor Charlotte was dat niet zo moeilijk. Er waren haar vele brieven en de romans die ze had geschreven. Emily was interessant omdat ze zo’n groot contrast met haar zus vormde. Eigenzinnig, buitengewoon intelligent, in zichzelf gekeerd. Haar roman ‘Woeste Hoogten’ geeft veel over haar persoonlijkheid vrij.
 

Je hebt de zussen ook een donkere kant gegeven: het sarcasme van Emily en het machiavellistisch trekje van Charlotte. Dat maakt hen geloofwaardiger en echter. Zijn die karaktertrekken toe te schrijven aan fictionele vrijheid of bestaande kennis?

Overwegend uit bestaande kennis. Emily had een bitter kantje, vooral als ze uit haar vertrouwde omgeving werd gehaald. Dan werd ze als een kat die in het nauw wordt gedreven. Charlotte kon echt wel neerbuigend zijn of lelijk doen – ik denk soms wat uit onzekerheid en, vooral in de liefde, uit jaloezie. Constantin Heger vroeg hen allebei om een opstel te schrijven over de rups en de vlinder. Charlottes opstel vertelt het lichte, hoopvolle verhaal van de rups die zich ontpopt in een sierlijke vlinder. Maar Emily vertelt dat ze een mooie bloem plukt en er een lelijke rups uitkruipt, waarna ze bloem en rups op de grond gooit en vertrapt.


Het mannelijk hoofdpersonage, Constantin Heger, noemt de Engelsen brutaal en superieur. Lagen de verhoudingen in werkelijkheid ook zo?

Ik denk dat hij het hierbij vooral had over Charlotte en Emily. Als dochters van een anglicaanse predikant hebben ze zich in Brussel erg afgezet tegen het katholicisme. Een katholiek was, in hun ogen, sowieso minderwaardig. Voor veel Engelsen was Engeland trouwens het centrum van de wereld.
 
Charlotte Brontë
In hun latere leven schreven de zussen de succesromans Jane Eyre en Wuthering heights. Hoe schat je hun literaire kwaliteiten in? En hebben deze romans de tand des tijds doorstaan?

‘Jane Eyre’ is een ontroerende roman met een sterk verhaal. Knap geschreven, goede spanningsboog. Op het einde zegeviert Jane, precies zoals Charlotte dat wilde. Haar heldin is uiteindelijk een echte feministe. Mister Rochester is blind geworden, maar zij komt hem redden. Ze is dan rijk en hij arm. ‘Woeste Hoogten’ is, vind ik, een meesterwerk. Ik vergelijk Emily vaak met Virginia Woolf. Maar de literaire waarde van beide romans is zo groot dat ze niet verouderen.

 
Hebben de geëmancipeerde zussen een voorbeeldfunctie gehad in hun tijd? Waren ze überhaupt bekend in Engeland?

Hun romans verschenen onder mannelijke pseudoniemen. Dat is natuurlijk jammer, maar uitgevers gaven niet zo vlug werk uit van een vrouw. ‘Jane Eyre’ werd een bestseller, een ware hit, en toen werd er al vlug gespeculeerd over de schrijver en dat het wel een vrouw moest zijn. Tijdens haar leven kwamen er al toeristen naar Haworth afgezakt in de hoop om een glimp van de mysterieuze Charlotte Brontë op te vangen. Emily’s roman werd minder elegant onthaald. In die tijd werd ‘Woeste Hoogten’ als onbeschaafd beschouwd en Emily is pas na haar dood werkelijk bekend geworden. 
   
Het kasteel van de Coburgs (Belgisch vorstenhuis) in Ciergnon:
een locatie uit de tweede verhaallijn van 'De meester'
© Dorian Claeys
Het leven in de 19de eeuw was geen pretje, zo lijkt het: dodelijke ziekten maakten veel en jonge slachtoffers, slechts een kleine groep mensen had een comfortabel leven, de kansen op zelfontploiing waren gering… Waar lag de charme van die tijd, denk je?

Mensen gingen blijkbaar op een andere manier met de dood om. Je was diep ongelukkig als een familielid stierf, maar kon het toch iets eenvoudiger verwerken omdat het nu eenmaal de norm was dat zoveel mensen stierven. De overlevingsdrang maakte dat je na verloop van tijd weer verderging met je eigen leven. Toch was het ook een romantische tijd. Mensen hielden van verhalen. Als er een nieuwe aflevering van een boek van Dickens uitkwam, werd die voorgelezen in de pub, zodat ook mensen die niet konden lezen of zich geen exemplaar konden veroorloven, mee konden genieten. Er was geen tv, geen internet, geen mobiele telefoon. Je had nog de tijd om naar elkaar te luisteren, een gesprek aan te gaan. Om te lezen en te schrijven of piano te spelen. En dan de mode! Ruisende rokken, bonnetten met zijden bloemen. Daar kunnen wij, in een tijd waarin je in jeans naar de opera mag, alleen maar van dromen.

 
Je boek werd geselecteerd voor het evenement ‘Books at Berlinale’, het samenbrengen van boeken en filmmakers op het gelijknamige festival. Hoe gebeurt die selectie? En heeft die deelname iets opgeleverd?
 
De jury kiest wereldwijd tien romans uit waarvan ze vinden dat ze zeer geschikt zijn om te verfilmen. ‘De Meester’ was het enige Nederlandstalige boek dat dit jaar gekozen werd. Tijdens de Berlinale worden de boeken aan een gezelschap van filmmakers voorgesteld. Laetitia Powell, mijn foreign rights manager, spreekt nu met een producent van BBC films, die erg geïnteresseerd is. De plannen zijn nog niet concreet, maar het ziet er veelbelovend uit.
 

 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten