11 januari 2013

Daniëlle Hermans


In 2008 debuteerde misdaadauteur Daniëlle Hermans met Het tulpenvirus waarvan de rechten aan liefst negen landen verkocht werden. Als je het typische van je cultuur en geschiedenis kunt verheffen tot iets universeels, kun je overal gelezen worden. Ook in haar laatste boek, In vredesnaam, kan de strijd, die de achttiende-eeuwse Aleida voert, geprojecteerd worden naar andere werelden en andere tijden. Of die bredere kijk te maken heeft met haar jeugd in Afrika, is moeilijk vast te stellen.

Onlangs verscheen Stille getuigen, het eerste deel van een reeks rond een Nederlands forensisch team… even geen historische achtergrond maar zeg nooit nooit: aan het eind van dit gesprek droomt Daniëlle hardop.


‘Ik hou ervan langs ‘recreatieve’ weg dingen op te steken
en geniet van de research die ik voor mijn boeken moet doen.’
 
 
Je schrijft misdaadromans met een breed uitgewerkte historische achtergrond. Toch ben je geen historica. Welke vorm neemt je belangstelling voor geschiedenis aan?

Ik heb altijd veel interesse in geschiedenis gehad. Wat mij vooral fascineert is dat deze zich constant herhaalt en dat wij er vervolgens helemaal niets van opsteken. Dat is de mens eigen blijkbaar.


Je doet ook meer dan de feiten gebruiken. Je brengt historische personages tot leven en geeft hen een taal. Hoe zou je de taal die je voor hen gekozen hebt, omschrijven?

Ik zou die taal willen omschrijven als archaïsch en ambtelijk. Dat soort taalgebruik heb ik voor ogen als ik mijn historische personages een ‘stem’ geef. Het taalgebruik uit de zeventiende en achttiende eeuw ken ik niet, maar de teksten wel. Daar heb ik er ook een paar van gelezen om ‘in de stemming’ te komen.


Is het ook de bedoeling om je via deze minder voorkomende invalshoek te onderscheiden in de steeds dichter bevolkte wereld van misdaadauteurs?

Niet direct. Mijn keuze voor hedendaagse thrillers met een historische laag heeft meer te maken met mijn eigen interesse. Ik hou ervan langs ‘recreatieve’ weg dingen op te steken en geniet van de research die ik voor mijn boeken moet doen.

Oudegracht in Utrecht, het decor van 'In vredesnaam'
 © Qsimple
Het is geen sinecure om op de dag van vandaag een rechercheteam te bedenken dat niet lijkt op een al bestaand team. Toch ben je daar erg goed in geslaagd. Hoe groot was die uitdaging?

Die uitdaging viel mee omdat ik, toen ik dit team bedacht voor mijn tweede boek, De watermeesters, Rob van Helden en Nicole Hessels eigenlijk al voor me zag. Ik wilde twee mensen die eigenlijk in niets op elkaar leken maar wel perfect konden samenwerken. Er moest ook wat frictie zijn. Het ging eigenlijk vanzelf.


In vredesnaam gaat over de plaats die vrouwen in de maatschappij innemen of zouden kunnen innemen. Vind je dat vrouwen nog steeds moeten strijden voor hun maatschappelijke plek en dat veel mannen in hen een bedreiging voor hun positie zien?

Helaas moeten vrouwen nog steeds strijden voor hun maatschappelijke plek. Natuurlijk, het wordt steeds minder, maar het blijft zo dat veel mensen, dus ook vrouwen, vrouwen in bepaalde posities niet serieus nemen. Ik denk niet dat mannen vrouwen als een bedreiging voor hun positie zien. Ik denk dat mannen die zo denken, eerder andere mannen als bedreiging zien dan vrouwen. 


In dat boek voer je het eeuwenoude Eirene-netwerk op. Hecht je belang aan vrouwennetwerken? 

Eerlijk gezegd niet. Ik hecht er eerder belang aan dat vrouwen, zodra het gaat om bijvoorbeeld schending van vrouwenrechten, een front vormen. Dat hoeft niet perse binnen een netwerk.
Ellen Johnson-Sirleaf
Eerste vrouwelijke president van Afrika (2006)
Nobelprijs voor de Vrede (2011)
©  World Economic Forum
Je bent zelf voor een stuk opgegroeid in Afrika (Kenia). Welk beeld heb jij van de Afrikaanse vrouw? En wat kan zij inbrengen op maatschappelijk gebied?

Ik generaliseer even want Afrika is groot, maar de vrouw vormt daar de spil van de samenleving. Zo is Nederland jaren geleden bij de uitvoering van activiteiten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking ervan teruggekomen de activiteiten voornamelijk op mannen in plaats van vrouwen te richten. Bijvoorbeeld als het gaat om opleidingen en onderwijs. Het heeft een tijd geduurd voordat het doordrong dat de vrouwen daar degenen zijn die het meeste werk verrichten en dat die samenwerking dus veel meer (ook) op de vrouwen moet zijn gericht, en dan niet alleen als het gaat om zaken als gezondheidszorg.


Afrikanen zijn zeer zintuiglijke mensen. Bertje (die aan de beweging van de lucht kan voelen of er iemand in dezelfde ruimte is) en Nico (die een geheugen heeft voor geuren) passen in dat idee. Is dat een stukje Afrika in jou?
 
Ik heb er eerlijk gezegd nooit zo over nagedacht, maar dat zou best kunnen. Interessant wel.:)

Je bent een vertaalde auteur. Hoe heb je dat zo snel voor mekaar gekregen?

Dat heeft mijn agent Paul Sebes voor elkaar gekregen. Van mijn eerste boek, Het tulpenvirus, hebben we van een aantal hoofdstukken een proefvertaling in het Engels laten maken. Paul is daarmee de hort opgegaan. Een Amerikaanse uitgever was meteen enthousiast en kocht de rechten. Dat was een week voor de Buchmesse. Op de Buchmesse zelf volgde de andere landen al snel. Het scheelt dan dat de USA de eerste was. Dan hebben andere landen al snel interesse.


Met je brede historische research en sterke, identititeitsbewuste personages zou je ook een roman zonder misdaadgegeven kunnen schrijven. Is dat een idee dat je aantrekt?

Ik heb wel een roman in mijn hoofd. Een historische roman in de sfeer van Wolf Hall en Henry van Hilary Mantel. Ik weet al over wie het zal gaan. Maar dit is een project dat echt alleen nog in mijn hoofd zit. Wellicht komt het er ooit uit.

Lees hier de recensie van In vredesnaam
en
De recensie van Stille getuigen

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten