17 oktober 2012

Mieke de Loof

In de spiegelende achtergrond
zie je de Weense figuren uit de boeken van Mieke de Loof
© Liesbeth Kuipers
 
Vlaamse misdaadauteurs die zich niet laten verleiden tot het 'veraspen' van hun romans, zijn zeldzaam. Dat zegt iets over de schrijvers maar ook over de lezers.    

Mieke de Loof is zo'n witte raaf. Ze schrijft intelligente en tegelijk toegankelijke boeken. Het enige dat ze vraagt, is dat je met haar meegaat naar de boeiendste periode uit de Weense geschiedenis: het fin-de-siècle. Kort geleden verscheen het vierde deel uit de 'Ksaveri-cyclus', plots met een spionerende en zielenknijpende jezuïet in de hoofdrol. Je kunt het saaier bedenken.

Het Wenen van rond 1900 blijkt zoveel gezichten te hebben dat er zich voor elk nieuw deel heel andere invalshoeken aanbieden: extreme strekkingen in de kerk en in de politiek, grensverleggende kunstenaars, vrouwen die het pad naar emancipatie effenen, commotie tussen ethnische groepen en sociale lagen... 
De spanning komt vooral uit het menselijk tekort, enerzijds, en het engagement van sommigen, anderzijds. Moed botst met lafheid, gekonkel met morele rechtlijnigheid. 
 
De opvallendste personages van Mieke de Loof zijn onafhankelijk van geest, mensen met een rechte rug. Het kan niet anders of de bezieler van deze figuren heeft een verhaal om voor te gaan zitten... 
 

'Nu ik het ambacht beter beheers,
dring ik mijn personages niets meer op.'

Je verhalen spelen tegen de achtergrond van het Weense fin-de-siècle. Denk je dat dat een boeiende tijd was om als kunstenaar of denker mee te maken? Of wordt die periode eerder geïdealiseerd?

Het Weense fin-de-siècle was een laboratorium van nieuwe ideeën, die Europa nu nog beïnvloeden. Nergens vond je zo een concentratie van potentieel in de kunsten, in de wetenschap en in het denken als toen. Kunstenaars en denkers ontmoetten elkaar in koffiehuizen en staken elkaar aan met hun creativiteit. Kunstmatige scheidingen tussen wetenschap, kunst, politiek en filosofie werden daar opgeblazen. Daarom is het Weense fin-de-siècle het ideale achterdoek voor mijn verhalen.

Ik denk niet dat die periode geïdealiseerd is omdat het als kunstenaar ook niet vanzelfsprekend was om je eigen weg te gaan. De Weense burgerij was conventioneel en werd niet graag geprovoceerd. In Wenen was het gevaarlijk je kop boven het maaiveld uit te steken. Denken we maar aan Mahler en zoveel anderen die letterlijk uit Wenen werden verdreven.

De schrijver Peter Altenberg, vaste klant van Café Central,
nu vereeuwigd © Scriptor
 
Heb jij lievelingsplekken in die stad? En kun je ook genieten van de koffiehuizen waar die hemelbestormers met elkaar in debat gingen?

Het geeft een heerlijk gevoel om in Café Central, bij het bestellen van een Pharisäer(koffie met rum) te beseffen dat je misschien aan hetzelfde tafeltje zit als Lenin, Freud, Klimt of Schiele, een eeuw geleden.

Ook de pas gerestaureerde Steinhof Kirche, een kerk in jugendstil van Otto Wagner, is een magische plaats. Ze speelt een cruciale rol in mijn tweede Ignatzroman, Labyrint van de waan, die over katholiek fundamentalisme gaat.

Een andere lievelingsplek is het Wienerwald, de groene long rond Wenen. Daar ’s morgens, heel vroeg, wandelen en herten betrappen die dromerig aan de rand van een mistsliert staan, zijn momenten om nooit meer te vergeten.

De Karlsplatz... een beetje Rome
© Scriptor
 
Hofrat von Recht in 'Wrede schoonheid' doet zijn naam niet veel eer aan. Wat weet jij van het Habsburgse Rijk als rechtstaat? Staatshoofden als Maria Theresia en haar zoon Jozef II stonden bekend als ‘verlicht’.
 
Maria Theresia en Josef II werden inderdaad als 'verlicht' beschouwd, maar keizer Franz Joseph die van 1848 tot 1916 aan de macht was, was allesbehalve ‘verlicht’. Hij verafschuwde de telefoon, de auto, de schrijfmachine en elektrisch licht. Tot het einde van zijn bewind werd de Hofburg met petroleumlampen verlicht. Zijn verkalkte opvattingen op politiek en economisch gebied zorgden ervoor dat de ontwikkeling van het Habsburgse Rijk stagneerde. Het voordeel van die sclerose was dan wel dat de Weners die verandering wilden hun toevlucht zochten bij de kunst en de wetenschap.
 

Ik heb nooit over die periode in termen van spionnen gedacht. Waar hielden lui als Ksaveri zich in werkelijkheid mee bezig? Of is dat eerder een fictie-element?

Wenen was (en is nog altijd) een stad waar spionnen zich thuis voelen. Op de grens tussen Oost- en West-Europa, vlakbij Rusland, ligt het heel strategisch en is de stad een geliefde en luxueuze ontmoetingsplaats voor internationale politici, bankiers en handelaars. Vele ‘zaakjes’ worden daar beklonken.

Ignatz is een jezuïet en geheim agent. Als ik dit aan jezuïeten vertel vindt niemand van hen dit een eigenaardige combinatie.

Het Dachau-monument in de Michaelerkirche,
een bescheiden eerbetoon aan de joodse Weners
© Scriptor
 
Als je kijkt naar de grote namen van die tijd, dan kom je tot de conclusie dat de joden heel nadrukkelijk aanwezig waren. Welke bedenkingen heb je daarbij? En heb je je fictieve personage, Ignatz Ksaveri, ook een joodse naam gegeven?

Ignatius van Loyola is de stichter van de jezuïeten en Xaverius was een medebroeder en vriend van Ignatius. Ksaveri Ignatz is dus een door en door katholieke naam. Ik laat hem wel in de Judengasse wonen. Een knipoog naar de lezer.

Het is wel juist dat er toen veel joden leefden in Wenen. Meestal waren het niet praktiserende joden of joden die zich bekeerd hadden tot het protestantisme of het katholicisme. Ze behoorden tot de burgerij en ze droegen de Duitse cultuur hoog in het vaandel. Deze ‘westjoden’ keken neer op de zogenaamde ‘oostjoden’, die Jiddisch spraken, arm waren en door pogroms uit Rusland waren verdreven.
 

De Weense joden zouden ook zeer actief zijn geweest in linkse politieke bewegingen en partijen. Hebben zij daarvoor een prijs betaald bij de grote afrekening voor en tijdens WOII?

Het klopt dat joodse intellectuelen heel actief waren in linkse politieke bewegingen en partijen en dat zal zeker een rol gespeeld hebben bij het toenemende antisemitisme in het Derde Rijk. Maar waarschijnlijk ging het – zoals zo vaak in de geschiedenis – om een samenspel van factoren. In Europa zijn er altijd antisemitische onderstromen geweest. Na de beurscrach van 1873 maakte men van de rijke joden, joodse bankiers en joodse grootindustriëlen de zondebok. Hun rijkdom stak de ogen uit. Maar ook de massale joodse immigratie uit Rusland– in amper twintig jaar tijd verdubbelde het inwonersaantal van Wenen van 1 000 000 naar 2 000 000 – de hoge werkloosheid, de toenemende ongelijkheid en de woningnood maakten van de nieuwkomers, de ‘oostjoden’, ideale zondebokken.
 
Een knus hotelletje in het Wienerwald
© Scriptor
 
In je laatste boek zit veel van je eigen politieke engagement, heb ik de indruk. Is Mieke de Loof iemand die vindt dat ze af en toe op de barricaden moet staan? 

Af en toe op de barricaden staan is niet slecht. Je moet je zaak wel weten te kiezen. Kernwapens de wereld uit helpen is voor mij prioritair. Naast schrijven.


Ben je op je ontdekkingstocht door Wenen ook Karl Krauss, de scherpe cultuurcriticus die streed tegen oorlog en domheid, tegengekomen? En zou dat geen interessant personage zijn om eens mee te nemen in een boek? Als ik het goed inschat, ben je nu dicht bij de Eerste Wereldoorlog gekomen in de Ksaveri-cyclus.

Hoe kan je het raden, Maryse. Karl Kraus, die meester in het ontmaskeren, wordt inderdaad een van mijn volgende historische figuren. Hij fulmineerde in een goddelijke taal tegen alles wat naar hypocrisie rook en was bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zo geschokt door het patriottisme van zijn landgenoten dat Die Fackel, zijn eenmansblad waarvan ik hier op mijn schrijfkamer een paar exemplaren heb liggen, een half jaar lang niet verscheen. Hij schreef aan het onovertroffen Die letzten Tage der Menschheit, een vlijmscherpe aanklacht tegen de oorlog. In zijn inleiding schrijft hij dat het een tragedie was die tien avonden zou beslaan en was toebedacht voor een theater op Mars omdat theaterbezoekers van deze wereld niet bestand zouden zijn tegen de gruwel die erin beschreven wordt.
 
De verste vleugel van de Hofburg
© Scriptor
 
Ksaveri en ook Wolf laten zich vaak leiden door maxime's, uitspraken van denkers, zoals de Spaanse jezuïet Balthasar Graciàn. In 'De vijand van binnen' heeft Ksaveri zelfs boeddhistische wijsheid uit China meegebracht. Horen er ook maxime's bij je eigen leven?  

Zoals Ignatz heb ik, overal waar ik ga, een klein boekje bij me. Het zijn de maximes van de zeventiende-eeuwse jezuïet Balthasar Graciàn. Zijn gedachten en wijsheden helpen me om op een zo integer mogelijke manier te leven. Om, zoals Graciàn het zelf zegt, beter te kunnen (over)leven in een corrupte maatschappij. 
 

Elisabeth, de zielsverwante van Ksaveri, voelt zich thuis in 'de wereld van de feiten, rationele bewijzen en onbetwistbare logica, veel meer dan in de wereld van de intuïtie'. Is die zin ook van toepassing op jou? En, zo ja, speelt je dat parten bij het schrijven van fictie?

Ik voel me thuis in ‘de wereld van de feiten, rationele bewijzen en onbetwistbare logica’, dat klopt. Maar meer en meer voel ik me ook thuis in de wereld van de intuïtie. Voor mij is elke roman een sprong in het onbekende. Overgave. Ik moet mijn zorgvuldig voorbereide research dan loslaten, mijn personages in moeilijke situaties brengen zodat ze voor verscheurende keuzes staan en erop rekenen dat ze zich, in al hun complexiteit, zullen uitspreken. Alleen zo kan mijn lezer zich tot hen verhouden.

In het begin van mijn schrijversloopbaan hield ik me te veel vast aan het rationele schema dat ik vooraf van mijn verhaal had gemaakt. Gaandeweg, nu ik het ambacht beter beheers, dring ik mijn personages niets meer op. Ik duw hen niet in een schema maar laat hen – op hun hoogsteigen manier – in de wereld staan en laat hen reageren op die wereld. Zei de Nobelprijswinnaar Harold Pinter niet dat je de integriteit van een schrijver kan afmeten aan de mate waarin die zijn personages respecteert?

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten