9 juli 2012

Bram Dehouck


Twee keer de Gouden Strop winnen, daarvoor moet je wat in je mars hebben. En dat heeft Bram Dehouck. De verhaalcompositie heeft hij feilloos in de vingers, zijn personages ontroeren door hun kwestbaarheid of shockeren met hun grofheid en zijn taal is van een eindeloos variërende originaliteit.

En soms is er de Westhoek, een melancholisch stukje Vlaanderen waar de dood blijft rondwaren en de klaprozen toch bloeien.

Bram Dehouck is een echte 'condition humaine-schrijver' die af en toe een surrealistisch uitstapje maakt... en dat mag best literair klinken!

In zijn nieuwste boek 'Hellekind' snijdt hij een heftig thema aan: ouders die slag leveren met hun anti-sociale zoon, met zichzelf en met elkaar. Bij dit rauwe gegeven horen geen magisch-realistische knipoogjes. Een talentvolle auteur trekt af en toe een andere kaart... 

 
‘Ik vind het ook een uitdaging om de eerste pagina’s te schrijven.
Je hebt dan namelijk nog weinig voeling met de personages.’

De tekening van Sam, de jongen met de anti-sociale gedragsstoornis, is genuanceerd en klopt helemaal. Waarom heb je het globale patroon onderbroken door van hem een trouwe leerling van de blokfluitles te maken?  

De informatie die je krijgt over Sam is altijd gekleurd, ofwel door de moeder, ofwel door de vader. Gaat Sam trouw naar de blokfluitles? Hij gaat toch mee met zijn vader? De politie-inspecteur zegt in het begin van het boek dat er altijd een mist hangt over familieruzies. Ik wilde die mist ook in het boek laten hangen, zodat de lezer zich ook voor een stuk een mening kan vormen over Sam.
 
 
Heb je tijdens het schrijven ook nagedacht over de vraag wat je zou doen als je de vader van een dergelijk kind zou zijn?

Ik zou niet zo ver gaan als de vader in het boek, maar ook niet zo vergoelijkend zijn als de moeder. Al is het natuurlijk moeilijk om te zeggen wat je precies zou doen in zo’n situatie. 
SSRI vermindert agressief en impulsief gedrag

Bij de eerste 50-70 bladzijden van heel wat boeken denk je als lezer wel eens: ‘Hier heeft de auteur het nog makkelijk, straks komt de echte uitdaging.’ Klopt dat of is het een misvatting? 

Men zegt vaak dat het begin en het einde gemakkelijk zijn, en het middenstuk moeilijk. Dat klopt voor een stuk. Toch vind ik het ook een uitdaging om de eerste pagina’s te schrijven. Je hebt dan namelijk nog weinig voeling met de personages. Als auteur is alles nieuw, je moet je nog inwerken. Ik zou ze dus zeker niet ‘gemakkelijk’ noemen.

Wat was bij het opzetten van dit boek het moeilijkst om in de vingers en uit de pen te krijgen?
 
Ik heb veel research gedaan naar gedragsstoornissen; het moeilijkst vond ik om deze moeilijke materie op een mooie manier in een goede structuur te gieten.

Hellekind is een herfstig boek
© Gerard Stolk

Ben je het eens met het idee dat er in ‘Hellekind’ minder ‘vertragende’ metaforen zitten en dus meer vaart dan in je twee vorige boeken? En komen de surrealistische trekjes, zoals een slager die z’n kop urenlang in de paté laat rusten, nog terug? 

Ik gebruik altijd de ingrediënten die een verhaal nodig heeft, vaak komen die zelfs vanzelf. Hellekind is een heel ander boek dan het vorige. Het is directer, ook qua taal, en er zit minder humor in. Een volgende boek kan weer een heel andere richting uitgaan. Het is dus niet uitgesloten dat er ooit weer eens iemand met zijn gezicht in de paté belandt.

Als je een personage de naam Walschap meegeeft, gaat een Vlaamse lezer zich vragen stellen. Heb je Gerard Walschap graag gelezen? Of voel je een verwantschap die verder gaat? Of zit er helemaal geen speciale gedachte achter de naamkeuze?
 
Ik heb vaak het vreemde gevoel dat namen in boeken “onecht” overkomen, dat je merkt dat ze verzonnen zijn. Ik probeer ervoor te zorgen dat de namen van mijn personages natuurlijk aanvoelen. Zo heb ik in ‘Een zomer zonder slaap’ de familienamen gebruikt van mijn klasgenoten uit de middelbare school. In Hellekind vond ik het leuk om een paar auteursnamen te gebruiken. Walschap vond ik vooral mooi klinken. Van Gerard Walschap heb ik ‘Houtekiet’ gelezen op school. Toen vond ik het afschuwelijk. Maar dat kan aan de leeftijd gelegen hebben.


De 'De minzame moordenaar' heeft de Westhoek, je geboortegrond, als achtergrond. Die levert een aantal spanningsvelden op, bijvoorbeeld, die tussen stad en platteland... met aan beide kanten het nodige dédain. Hoe verhoud jij je tot die twee werelden?

‘Net als veel jongeren uit de Westhoek trok ik voor mijn hogere studies naar Gent. Op dat moment vond ik het belangrijk om naar ‘een grote stad’ te gaan. In ‘de minzame moordenaar’ beschrijf ik het gevoel dat leeft bij veel jongeren op het platteland. Het feit dat je neerkijkt op je geboortegrond zal wel met het puberen en de jeugd te maken hebben. Ik vind het wel triest als het blijft. Veertigers en vijftigers, geboren in de Westhoek, die het nog altijd neerbuigend bekijken, begrijp ik niet.’

‘Na mijn studies dacht ik in Gent te blijven, maar om professionele redenen keerde ik terug naar mijn geboortestreek. Pas toen heb ik het platteland echt leren kennen en leren appreciëren. Momenteel woon ik aan de rand van een stad, een beetje tussen die twee werelden in. Toch voel ik geen voorkeur voor het een of het ander. Beide hebben voor- en nadelen, en bij mij hangt de keuze samen met mijn leeftijd. Als student heb je nood aan de drukte en chaos van een stad, momenteel vind ik het fijn dat de stad dichtbij is maar dat ik ook de rust van de rand ken, en ooit zou ik willen terugkeren naar mijn geboortestreek.’
Klaprozen horen bij West-Vlaanderen...
© Geert Orye
In 'De minzame moordenaar' staat dat Westhoekers 'begraven en doen alsof er niets gebeurd is'. Is dat in werkelijkheid ook zo en stoor je je daaraan? En zou het niet een houding zijn van Vlamingen in het algemeen?

‘De Westhoek is een streek waar daden belangrijker zijn dan woorden. Je werk doen en niet te veel tralala verkopen. Dat zorgt er voor dat emoties meer worden opgekropt en dat de mensen wat terughoudend en afwachtend zijn. Aangezien ik er zelf geboren ben, stoor ik me er niet aan. Maar ik wil niet veralgemenen, er zullen bijvoorbeeld ook wel extraverte Westhoekers zijn. Daarom zou ik het zeker niet durven veralgemenen naar heel Vlaanderen.’   


In hetzelfde boek worden alledaagse snelheidsduivels maar ook rallyrijders zwaar op de korrel genomen. Is dat iets dat je aan het hart gaat? En past die kritiek in een ruimer kader dat je 'bezorgdheid om welzijn en milieu' zou kunnen noemen?

‘Als je vandaag van een willekeurig punt a naar een willekeurig punt b rijdt en je aan de maximumsnelheid houdt, hangt er na tien minuten een auto aan je achterbumper. Dat stoort me. De agressie en het egoïsme op de weg is erg gestegen. Al bezondig ik me er ook wel eens aan.’

‘Rallysport interesseert me niet, ik vind er echt helemaal niks aan. Maar ik ben er niet tegen. Het hoofdpersonage in het boek wel, om persoonlijke redenen, maar je mag de mening van een personage niet verwarren met de mening van de auteur.’   

‘Ik voel een gezonde bezorgdheid om het milieu. Het kappen van de regenwouden, olieboringen in natuurgebieden, vervuiling van oceanen: ik krijg het er koud van. Maar ik eet ook graag vlees, ik rijd graag in de auto, ik koop tuinmeubels in teak en leg mijn terras in Aziatische blauwsteen. Een oplossing voor de uitputting van de planeet lijkt me bijna onmogelijk.’
...graven ook © Charlie Dave
 
Denk je dat de Westhoek een thema zal blijven in je boeken of wil je andere horizonten exploreren?
 
‘In ‘Een zomer zonder slaap’ is de Westhoek geen thema. Ik heb me wel geïnspireerd op de windmolens in Boezinge, het dorp waar ik woonde toen ik het verhaal schreef. Maar Blaashoek is een fictief dorp, dat overal kan liggen, zelfs in Nederland wat mij betreft. Ook mijn recentste boek, ‘Hellekind’, speelt zich niet af in de Westhoek, maar in een niet nader bepaalde stad. Wat ik wel leuk vind, is om de boeken op een bepaalde manier te verbinden, door personages opnieuw te laten opduiken of de verhalen in dezelfde omgeving te situeren.’
‘Wat je wel zou kunnen zeggen, is dat mijn verhalen tot nu toe zich afspeelden in kleine gemeenschappen, net zoals de Westhoek bestaat uit kleine gemeenschappen. Dat komt vooral omdat ik geloof dat je best schrijft over omgevingen die je kent. Ik heb niet genoeg ervaring met wereldsteden om op een geloofwaardige manier een personage in zo’n stad te laten leven.’ 

Als je stijl en taal in je boeken vergelijkt, zie je een verschil. In 'Zomer zonder slaap' zijn, in vergelijking met 'De minzame moordenaar', de stijlfiguren wat afgeroomd, is het taalgebruik wat meer gedoseerd. Is dat een idee van jezelf of heeft het (ook) te maken met de Nederlandse uitgeverij?

‘Het heeft met beide te maken. In ‘De minzame moordenaar’ heb ik met de taal gespeeld en geëxperimenteerd. Hier en daar heb ik er wellicht in overdreven, want ik kreeg er soms negatieve kritiek op. Laat het ons houden op het naïeve enthousiasme van de debutant.’

‘In de vernieuwde versie, uitgegeven bij De Geus, heb ik enkele stilistische wijzigingen aangebracht. De taal is nog altijd meer barok dan in ‘Een zomer zonder slaap’, maar ik vind dat het in die editie wel goed zit. Als mensen zich storen aan de stijl, is dat niet goed voor je verhaal. En ik merkte zelf ook dat het schrappen van bepaalde vergelijkingen of stilistische knulligheden het verhaal versterkte.’

‘Bij ‘Een zomer zonder slaap’ was ik mij daar meer van bewust. Ik ben dus zelf al heel wat zuiniger geweest. Daarnaast beschikt uitgeverij De Geus over een schitterende redactie die goeie tips geeft en stilistische zwakheden aanduidt.’
In Flanders Fields Museum...
omdat oorlog nooit voorbijgaat
© RDVRS
Met dit tweede boek ben je een volwassen schrijver geworden, vind ik. Er lijkt niets te veel en niets te weinig in te staan en de constructie is nauwgezet. Heb je zelf ook dat gevoel?

‘Het schrijven ging erg vlot, het verhaal werd als het ware voortgestuwd door de personages. Het is wel gemakkelijker om een bepaalde constructie op te zetten met meerdere personages. Als je maar schrijft over twee of drie personages, wordt het al moeilijker.’

‘De constructie is voor mij belangrijk. Ik heb graag dat alles wat ik schrijf, ook een belang heeft in het verhaal. Waarschijnlijk daarom dat er niets te veel en niets te weinig in staat.’  
  

Wat beangstigt je het meest als je aan een nieuw boek begint? En waar geniet je van tijdens het schrijven?

‘Mijn grootste angst is dat een andere auteur aan hetzelfde idee werkt, en er eerder dan ik een boek over klaar heeft. Niets is erger dan plots een boek te zien verschijnen over het onderwerp waar jij al een jaar research over doet. Maar het is niet altijd te vermijden. Men zegt soms: alles is al eens gedaan, het gaat vooral om de manier waarop je het doet.’

‘Tijdens het schrijven geniet ik er vooral van als de tekst goed vooruit gaat. Het leukste vind ik om correcties te doen, want dan heb ik de geruststelling dat het boek af is en het nog slechts om details gaat. Uiteindelijk ben ik vooral blij als het eindproduct er is. De weg naar dat definitieve boek vind ik niet zo interessant, en echt ervan genieten doe ik niet. Maar als ik een goed idee heb voor een verhaal, voel ik de onweerstaanbare drang om het als boek uitgegeven te zien.’
Ieper, vesting van Vauban
© Erf-goed.be
Zijn (grote) prijzen en lovende recensies een stimulans of ervaar je ze eerder als een druk?

‘Prijzen en lovende recensies zijn een stimulans. Tot nu toe was ik altijd al halfweg een nieuw boek als de recensies van het vorige verschenen. Dat zorgt er voor dat de druk minder is, omdat je dan meestal al goed bezig bent met iets nieuws.’

‘Recensies heb ik voor een stuk leren relativeren, omdat het altijd de mening is van één persoon, en een recensie zegt altijd iets over het boek, de auteur, én de auteur van de recensie. Een prijs is in die zin mooier: het is de mening van meerdere mensen, die niet alleen een mening hebben over je boek, maar het ook afwegen tegen de boeken in jouw genre op dat moment.’
  

Welke andere auteurs hebben een plaats in je leven, omdat ze je gevormd hebben of omdat je ze graag leest? Kom je überhaupt nog aan lezen toe?

‘Ik heb in mijn jeugd veel Stephen King gelezen, en hij heeft zeker een invloed gehad. Ik las veel, en koos altijd boeken die een interessant verhaal brachten. Dat hoefden niet altijd thrillers te zijn. In mijn jeugd was ik bijvoorbeeld erg onder de indruk van Anus Mundi van Wieslaw Kielar en Papillon van Henri Charrière, twee autobiografische boeken. Ik lees ook Houellebecq of Grunberg. Stilistisch is Ian McEwan een voorbeeld. Nu lees ik minder dan vroeger, maar ik ben altijd wel in een boek bezig. Deze zomer lees ik uitsluitend boeken van Nederlandstalige misdaadauteurs.’
De Kattenstoet van Ieper,
een gruwelijke middeleeuwse traditie herdacht
© GeS
Onder meer door je grote zeggingskracht en overtuigende personages, heb jij het in je om een literair boek zonder misdaadgegeven te schrijven. Is dat een idee dat je aantrekt?

‘Ik vind mijn boeken nu al literair. Ik steek er graag actie in, maar dat gebeurt in de buitenlandse literatuur wel meer, en daar worden ze naar mijn gevoel gemakkelijker aanvaard als literatuur. Of ik ook een literair boek zonder misdaadgegeven zal schrijven, weet ik niet. Zeg nooit nooit. Maar tot nu toe bevatten al mijn ideeën voor verhalen een stuk misdaad.’

De boeken van Bram Dehouck

Geen opmerkingen:

Een reactie posten